De pols is een complex gewricht bestaande uit acht handwortelbeenderen en twee onderarmbotten: de ellepijp (ulna) en het spaakbeen (radius). Een breuk (fractuur) van de ellepijp en/of het spaakbeen komt vaak voor. De grootte van de verplaatsing, de mate van verbrijzeling en de plaats van de fractuur bepalen de mate van schade. Behalve een letsel van het bot komt er ook letsel van de omliggende pezen, spieren, banden, vaten en zenuwen voor.
Een fractuur aan het uiteinde van het spaakbeen (distale radius fractuur) komt het meest voor. Distale radiusfracturen ontstaan na bijvoorbeeld een val op de uitgestrekte onderarm, een val van grote hoogte of betrokkenheid bij een verkeersongeval. Distale radiusfractuur komt regelmatig voor bij jong volwassenen en personen tussen de 60 en 70 jaar. Bij de laatste groep is er vaak sprake van botontkalkingziekte (osteoporose). Hierdoor kan een distale radiusfactuur ontstaan bij minder zwaar trauma.
Na een polsbreuk is er nabehandeling nodig. De nabehandeling bestaat uit spalk- en/of oefentherapie. De frequentie en duur van de nabehandeling kan zeer variëren, afhankelijk van de soort breuk (Maasstad Ziekenhuis, z.d.).
Daarnaast wordt er gekeken naar uw betekenisvolle activiteiten. Mogelijk is het lastiger om deze naar tevredenheid uit te voeren. Hierbij kan de therapeut ook begeleiding bieden.